Een droom van een boom

Out Of This World publiceerde dit Kerstverhaal van mij. Een verhaal dat ik oorspronkelijk had geschreven voor Bookstamel.

Een droom van een boom

Als klein boompje droomde ik er al van om ooit door een lief meisje te worden uitgekozen.
Iedere winter, als de dagen heel kort waren, kwam er een klein meisje naar ons stukje bos om daar een mooie boom uit te kiezen. Goed, de eerste twee jaar was zij er nog niet. De eerste keer dat ik groot genoeg was om me van mijn omgeving bewust te zijn, waren er alleen de jongeman en jonge vrouw. Hun voetstappen knerpten in de verse sneeuw. Ze hadden meer oog voor elkaar dan waarvoor ze eigenlijk naar het bos waren gekomen. Van de andere naaldbomen had ik begrepen dat ze alleen de allermooiste boom wilden en ik deed al weken mijn uiterste best om mezelf zo mooi mogelijk te maken.
‘Wat een schattig klein boompje,’ zei de vrouw vertederd en ze knielde bij me neer.
Ze vind me leuk! Van de blozende warmte begon de sneeuw op de paar takken die ik had, te smelten.
‘Dat miezerige stammetje is veel te klein voor ons, Els. Wij hebben iets groters nodig. Iets dat past bij onze nieuwbouwwoning. Dit hier is nog te min voor een vervallen blokhut waar de wind door de stukgeslagen ruiten giert.’ De boomlange kerel schopte minachtend tegen mijn stammetje. De rest van de sneeuw suisde naar beneden toen ik mezelf terug boog in dezelfde kaarsrechte houding als de andere bomen. Een deel van het witte spul viel op de gelaarsde voeten van de man.
Natuurlijk werd ik dat jaar niet uitgekozen. De man en zijn vrouw zochten een boom die vele malen groter was. Als klein boompje kon ik daar onmogelijk mee concurreren, hoe goed ik ook mijn best deed.
Het jaar er op kwam het koppel terug, de vrouw zwanger van verwachting. Ook nu werd ik niet uitgekozen. Ik begon aan mezelf te twijfelen. Zeker toen in de jaren erna het echtpaar werd vergezeld door hun dochter. Een meisje dat ik ieder jaar groter zag worden.
In het jaar dat het meisje even groot was als ik, vlamde mijn hoop weer op om te worden uitgekozen. Ik was immers precies haar maat? Helaas leed ze aan een vorm van grootheidswaanzin, waarschijnlijk aangestoken door haar vader. Ze wilde een grote boom en daarmee bedoel ik echt GROOT. Zelfs mijn buurman, in wiens schaduw ik al mijn hele leven moest verblijven, voldeed niet aan haar eisen.
Waarom was ik hier geplant als ik nooit de gelukkige uitverkorene zou worden? Andere bomen begonnen me zelfs te beschimpen. Noemden me een mager scharminkel. Beschuldigden mij ervan dat ik hun kostbare voedingsstoffen stal. Ik probeerde me er niets van aan te trekken, maar toch zorgde ik ervoor dat mijn wortels niet te ver bij mijn stam vandaan groeiden. Intussen probeerde ik stiekem zoveel mogelijk te groeien en ving ik elke regendruppel op die mijn wortels te pakken kregen. Wilde ik ooit worden gekozen en worden meegenomen naar die magische plek waar iedereen het altijd over had, dan moest ik zo groot mogelijk zien te worden.
Naarmate de jaren verstreken, werden de bomen om mij heen één voor één uitgekozen. Ze werden meegenomen en kwamen niet meer terug. Ik treurde niet om hen. Zij gingen immers naar de plek waar het altijd licht was. Hun lege plekken werden ingenomen door jonge boompjes, die dat laatste woord nauwelijks waardig waren. Tijdens een flinke najaarsstorm bezweken een aantal van hen onder de druk van de noordenwind. Een hevige sneeuwbui, enkele weken later, dunde hun aantal nog verder uit. Hun takjes waren niet sterk genoeg om het gewicht van de sneeuw te dragen. Ik prijsde mezelf gelukkig dat ik geen scharminkel meer was en nam met mijn wortels vlug de pas ontstane lege plekken in.
Het meisje was inmiddels even groot als haar ouders toen ze op een warme winterochtend eindelijk voor mijn stam bleef staan. ‘Deze wil ik, mama.’ Ze klonk zo resoluut dat zelfs haar vader er niets tegen in wist te brengen.
Voordat ik door had wat er gebeurde, lag ik al op het dak van hun auto. Ik voelde me de koning te rijk. Eindelijk, na al die jaren, was ik de uitverkorene!
Ze zetten mij op een behaaglijke plek in hun woning, die inmiddels niet zo nieuw meer was. Maar dat kon me niet schelen. Ik straalde van geluk. De lichtjes die ze om mijn takken hingen, straalden met me mee. Het knippen met de snoeischaar in sommige van mijn takken, deerde me nauwelijks. Ik vond zelf ook dat ik daardoor nog mooier tot mijn recht kwam. De zilveren en witte ballen die ze met strikjes aan mij vastknoopten, maakten het plaatje compleet.
Dagenlang was ik zielsgelukkig. Het meisje keek geregeld naar mij en bewonderde zichzelf in de spiegeling van mijn ballen. Aan mijn voeten werden cadeautjes gelegd. Als offerande aan mij, natuurlijk.
Dat de cadeaus niet voor mij bedoeld waren, drong langzaam tot me door toen ik het steeds dorstiger kreeg. Hierbinnen viel geen regen. Buiten wel. Vanachter het raam had ik al meerdere keren de regen gehoord. Konden ze mij geen water geven? De andere planten in huis kregen wel water. Twee keer per week een gieter vol. Wat smachtte ik naar een paar druppels daarvan. Ik had zo’n dorst, zo’n dorst.
Hoe goed ik ook mijn best deed om zo mooi mogelijk te blijven, ik kon het niet helpen dat steeds meer van mijn naalden loslieten. Ze vielen aan mijn voeten, waar allang geen cadeaus meer lagen. Die waren vorige week uitgepakt door het meisje en haar ouders. Ik wilde het niet, maar mijn naalden vielen ook in het tapijt waar de vrouw zo trots op was. Ze begon op mij te mopperen.
‘Volgend jaar nemen we een kunstboom, Wouter. Ik ben dat gedoe met die naalden helemaal zat! Vorige keer vond ik zelfs in april nog naalden in het tapijt.’
‘En de andere bomen in ons bos dan, mama?’ vroeg het meisje.
‘Brandhout. Vanavond hakken we deze alvast in mootjes.’ De vrouw pakte mijn stam beet en schudde me ruw heen en weer. Enkele van mijn ballen vielen op het tapijt. Een regen van kurkdroge naalden vergezelde hen.
Een uurtje later maakte de snoeischaar korte metten met de takken waar ik jarenlang zo mijn best op had gedaan om die te laten groeien. Ik durfde niet naar de bijl in de hoek van de schuur te kijken, die rustte op een bed van zaagsel. Want ineens wist ik dat we helemaal niet naar de plek gingen waar het altijd licht was; wij waren slechts de brandstof voor een tijdelijk licht. En dit jaar was ik de uitverkorene.

Nieuwsgierig naar meer? Hier vind je nog meer verhalen om te lezen. Of kijk bij Publicaties voor een mooi boek of een verhalenbundel.

Niets missen? En leuke extra's ontvangen? Word dan lid van de Mythische Mare.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *