Daar zit muziek in

Voor de groep Maxi Mini Bieb Aurora schreef ik dit verhaal. Het is gebaseerd op Kikker, Scheerapparaat, Klankkast van Martine Pauwels.

Daar zit muziek in

Martine Mandoline bekeek zichzelf nog eens goed in de weerspiegeling van de zusjes Kristal. Zonder twijfel was zij de meest muzikale vrouw van deze klankkast. In de loop der tijd had ze klanken zien komen en gaan. Sommige klanken waren haar totaal onbekend. De zielen die bij die klanken hoorden, zagen er in haar ogen buitenaards uit. Andere zielen kende ze van de verschillende afdelingen uit het warenhuis waar ze werkte toen ze nog Martine Pauwels heette. Dat was voordat de Tovenaar kwam en haar, samen met enkele klanten, meenam naar zijn thuis.
Martine had kort voor de komst van de Tovenaar haar lunch op, zittend op een bankje terwijl ze naar een paar kikkers in de vijver keek. In een geroutineerde beweging had ze haar bananenschil in de afvalemmer gegooid. De schil belandde naast een scheerapparaat die in het warenhuis verkocht werd. Wie doet nou zoiets? had ze zich afgevraagd.
Op het moment dat de Tovenaar het warenhuis binnenstapte, was Martine net bezig een mandoline terug op de plank te zetten. De man zag er uit als een bezoeker van een sciencefictionbeurs en trok onmiddellijk ieders aandacht. Ook Martine moest haar best doen hem niet met open mond aan te staren. Had ze toen maar de kracht gehad haar blik los te rukken. In plaats daarvan bleef ze kijken, de mandoline bungelend in haar hand. De komst van de draaikolk had ze nauwelijks opgemerkt, zo snel verscheen het ding. De rechtsdraaiende kolk werd groter en groter en slokte haar op, samen met enkele klanten. Voor ze het wist belandde ze in deze klankkast, om er tot haar paniek achter te komen dat ze in een mandoline was veranderd. Het was een schrale troost dat ze destijds het allermooiste exemplaar in haar handen had gehouden.
Toch had ze het slechter kunnen treffen. Zij bewoonde de bovenste plank, vanwaar ze een prachtig uitzicht had op de paarse rotsblokken dichtbij deze hut en de dansende bomen in de verte. Er waren ook mensen (of waren het ooit andere wezens?) die nu een zak chips waren en op de onderste plank lagen. Zij konden nauwelijks meer zien dan de wisseling tussen dag en nacht en de voeten van de Tovenaar.
Zo nu en dan nam de Tovenaar een object uit de klankkast en liet het een geluid produceren. Die geluiden had hij nodig voor zijn toverkunsten. Wat daar het resultaat van was, dat wist niemand. Martine had het opgegeven ernaar te raden. Liever richtte ze haar aandacht op Agaath Scheerapparaat. Met haar glooiende zachtroze vorm en gestroomlijnde buitenkant zag zij er woest aantrekkelijk uit. ‘Met jou wil ik rollebollen,’ fluisterde ze geregeld tegen Agaath.
Agaath kwam van een andere wereld dan Martine. Dat bleek wel uit de vragen die Agaath stelde. ‘Hoe kun je betalen zonder geld bij je te hebben? Hoe kun je live meekijken met wat er aan de andere kant van jullie wereld gebeurt? Hoe kun je zo ver uit de buurt van water leven?’
Martine beantwoordde die vragen met liefde. Agaath was een snelle leerling en zoog alle kennis als een spons naar binnen. Over haar eigen leven voordat ze hier belandde, liet Agaath weinig los. Ze vertelde alleen dat ze in een waterrijke omgeving woonde. Martine vond dat niet erg. Als Agaath in zo’n prachtig apparaat was veranderd, dan was ze ongetwijfeld een schoonheid uit een parfumreclame geweest. Zou ze mij wel aantrekkelijk vinden? dacht Martine soms. Mijn hout is door de lompheid van de Tovenaar gebutst en één van mijn snaren is gesprongen.
Agaath wist die angst altijd weg te nemen. Sowieso was zij goed in het geruststellen van zielen. Samen met Jan Koran verleenden Martine en Agaath geestelijke bijstand aan hen wiens beurt het was om een klank te produceren. Agaath nam daarbij de zielen voor haar rekening bij wie dat de dood betekende, zoals bij Patrick Papier, die versnipperd werd, of het derde zusje Kristal, die op Stein Baksteen kapot werd geslagen. Stein was daarna nooit meer de oude geworden.
Toen Stein voor de zoveelste keer als moordwapen was gebruikt, riep hij naar zijn kastgenoten: ‘ik ben het zat!’
De Tovenaar was net weg, het opgeblazen en door Steins gewicht uit elkaar geknalde lichaam van Wilma Condoom lag in de afvalbak naast de klankkast.
‘We zitten hier maar lijdzaam op onze dood te wachten! Sommigen worden voor die tijd meerdere malen vertrapt, verscheurd, verdronken, van grote hoogte gegooid. Kortom, gemarteld.’ Steins zware basstem dreunde door de kast.
De Knikker Kinderen trilden. Van alle planken klonk een instemmend gemompel, geratel en geklingel.
‘We moeten in opstand komen!’ vervolgde Stein. ‘Ik heb een plan.’
Martine luisterde met een half oor naar het plan van Stein. Als het plan werkte, dan was er een kans dat de betovering verbroken werd. Zij zou dan weer Martine Pauwels van de muziekafdeling zijn. In vergelijking met de doodskreten van haar kastgenoten, klonk het gezanik van lastige klanten haar als muziek in de oren. Waar zou Agaath dan terechtkomen? Ze moest het gewoon weten. Eerder had ze zich bij Agaaths zwijgen neergelegd, net als bij haar eigen lot als mandoline. Nu er een kans was dat ze zou terugkeren naar het lichaam van een vijftigjarige vrouw (hopelijk was ze intussen niet verouderd), moest ze op z’n minst een adres van Agaath hebben.
Stein schreeuwde steeds harder om boven het gejuich en gejoel van de andere kastgenoten uit te klinken. Hoewel Martine en Agaath lepeltje lepeltje tegen elkaar aan lagen, kon Martine zich niet verstaanbaar maken.
‘Daar komt de Tovenaar!’ gilden plotseling de zusjes Kristal. ‘We moeten het plan nu uitvoeren! Straks zijn wij de volgenden!’
Hun hoge, panische stemmetjes sneden dwars door Martines ziel. Een paar octaven hoger en de zusjes hadden zelfmoord gepleegd. De kastgenoten die in staat waren zonder hulp van de Tovenaar een klank te produceren, kwamen onmiddellijk in actie. De Ballen rolden tegen de Klokken aan, Drilboren boorden zich een weg door het metaal van de kastplanken, de leden van het Wekkers-kransje gingen massaal af, de Motorclub liet luid ronkend van zich horen. Het was een ware kakofonie van geluiden.
De Tovenaar drukte onmiddellijk zijn handen op zijn oren, in een poging zijn kostbare gehoor te beschermen. Als reactie daarop rolden de tientallen Knikker Kinderen uit de kast. De Tovenaar struikelde en botste met zijn hoofd tegen Stein, die zich met behulp van Wanda Luchtbuks had laten vallen. Bloeddruppels vermengden zich met de kleffe restjes van Wilma. De kakofonie ging onverminderd door. Wie dat kon, probeerde zo dicht mogelijk bij de oren van de Tovenaar te komen, die stil op de grond lag.
Plotseling verscheen er weer een draaikolk, een zelfde als in het warenhuis, alleen draaide deze tegen de klok in. Martine en de andere kastgenoten werden erdoor opgezogen en meegevoerd. Na enkele ogenblikken belandde Martine op de zachte vloerbedekking van het warenhuis. Voorzichtig probeerde ze zich te bewegen. Ze kon wel janken van geluk toen dat bleek te lukken. Ze was weer een mens. Een mens! Dansend en zingend van vreugde rende ze naar buiten, zich niets aantrekkend van de vreemd opkijkende klanten en haar collega’s die tegen haar riepen waar ze toch al die tijd geweest was. Ze moest gewoon eerst op zoek naar Agaath. Ze wist bijna niets over haar, maar als zij op aarde was beland, dan zou ze haar vinden.
Met de mandoline stevig in haar hand geklemd, zodat Agaath haar kon herkennen, liep ze de winkel uit. Zodra ze de hoek om liep, kwam ze bij het bankje waar ze die noodlottige dag had geluncht. Ze liep naar het bankje toe en wilde er alweer aan voorbijlopen, toen ze iets onder het bankje zag liggen. Een grote groene kikker zat bovenop een zachtroze scheerapparaat en keek haar verwachtingsvol aan.

Nieuwsgierig naar meer? Hier vind je nog meer verhalen om te lezen. Of kijk bij Publicaties voor een mooi boek of een verhalenbundel.

Niets missen? En leuke extra's ontvangen? Word dan lid van de Mythische Mare.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *